Veel brievenschrijvers klimmen bij onvrede in de pen. Deze brievenschrijver niet. Ik was juist zeer tevreden met mijn classificatie als ‘jonge wetenschapper’ die op een symposium ‘enthousiast kon vertellen’ (LC, 23 december). Columnist Pieter de Groot was wel wat zuinig over de opbrengst van onze bijeenkomst, die ging over de geschiedenis van de Friese landbouw en verwerkende industrie. Zo ontbraken de klinkklare antwoorden op onze centrale vraag, namelijk: welk nut heeft geschiedenis van de twintigste eeuw in ons streven naar een veerkrachtige economie?
Ik begrijp de lichte teleurstelling wel. Wetenschappers pakken complexe problemen op gaan tastend op zoek. Als zij hun oplossingen tussentijds naar buiten brengen, zoals tijdens het betreffende symposium van medio december, schiet hun verhaal nog op allerlei vlakken tekort. Toch is het belangrijk om al gaandeweg de speurtocht resultaten te delen. Ervaringsdeskundigen kunnen ons namelijk voeden met ideeën en informatie.
Zij die het moderniseringsproces van de twintigste eeuw zelf hebben meegemaakt, horen misschien weinig nieuws. Voor hen ligt de taak van hedendaagse historici bij het goed documenteren van de overgeleverde kennis en ervaring. Daarnaast kunnen historici de feiten in een breder verband plaatsen en koppelen aan de actualiteit. Landbouw en de voedingsindustrie staan voor grote economische èn ecologische uitdagingen. Willen deze bedrijfstakken in positie blijven, dan zullen zij zich moeten aanpassen aan de nieuwe eisen van onze tijd.
Geschiedenis leert dat aanpassen van alle tijden is. Historisch onderzoek geeft inzicht in de uitdagingen van vorige generaties. Het verleden kan zo een bron van lering en inspiratie zijn om ook de actuele kwesties op te lossen. In 2017 wil ik verder werken aan de geschiedenis van de Friese Agri & Food - hopelijk in samenwerking met anderen. Pieter de Groot heeft daarom weer gelijk als hij schrijft: ‘Wurdt dus fuortset’.
Marijn Molema, historicus/projectleider Fryske Akademy