Een structureel herstel van de biodiversiteit op het boerenland moet vooral via de markt bereikt worden.
Dat verklaarden Wilco de Jong, voorzitter van het agrarische Kollektivenberied Fryslân, en Klaas de Jong, directielid van zuivelconcern A-ware, gisteren in Bolsward op een druk bezochte bijeenkomst van de Fryske Akademy over natuurinclusieve landbouw. ,,Alleen met overheidsubsidies kunnen en zullen deze doelen niet bereikt worden.”
Wilco de Jong, melkveehouder in Nijholtwolde, doet dan ook uit overtuiging mee met het initiatief van Aware en Albert Heijn om het huismerkzuivel-segment van het supermarktconcern sterk te verduurzamen. Albert Heijn keert deelnemende boeren een premie uit van 3 cent per kilo melk als ze onder meer weidegang uitbreiden met jongvee, hun grasland verrijken met kruiden en niet omploegen en hun dieren in de stal een gegarandeerde ligplek en vreetplek geven. ,,Als supermarktconcern, melkverwerker en boeren geloven in een concept, krijg je een match en kun je echt stappen maken met biodiversiteit en klimaat”, zei Klaas de Jong.
Eke Folkerts van de Agrarische Jongeren Fryslân juichte het initiatief toe, maar vroeg zich af of natuurinclusief niet zorgt voor een verdere wildgroei van het toch al overvolle zuivelschap. De Jong zei daar niet bang voor te zijn. ,,Als het een duidelijk concept is en het verhaal klopt, is er markt voor.”
De provincie biedt boeren volop de gelegenheid om te experimenteren met natuurinclusieve landbouw via het Living Lab. De coördinator hiervan, Wiebren van Stralen, verklaarde dat supermarkten nog wel meer zouden kunnen doen om natuurinclusieve zuivel uit eigen land
te stimuleren. ,,In winkels liggen vaak de meest bijzondere Zwitserse kaasjes, maar een exclusieve kaas uit eigen provincie niet.”
Historicus Mari jn Molema van de Fryske Akademy is ervan overtuigd dat de Friese boer en zuivel ook van natuurinclusieve landbouw een succes weten te maken. ,,De geschiedenis wijst uit dat ze beiden tijdig de bakens wisten te verzetten als de tijd daar om vroeg.”
Gedeputeerde Johannes Kramer deelde die mening, maar stelde dat de overgang wel tijd vraagt. ,,Want boeren zijn niet alleen economisch,maar ook cultureel gedreven. Veranderingen vinden niet van de een op de andere dag plaats.”