De Joodse immigratie naar Palestina tijdens het Britse mandaat van 1920 tot 1948 leidde tot animositeit tussen gevestigde Arabieren en Joden. Toch werd die periode
gekenmerkt door een hoge economische groei, waar vooral Joden en in beperktere mate Arabieren van profiteerden. In tegenspraak tot het beeld van volledig gescheiden sectoren
vond er ook positieve interactie plaats.